De jonge vrouw bij wie ik mijn zak met proviant achterliet was net weduwe geworden.Daaraan was niets te veranderen: haar vrijer, een goede vriend van me, was overleden.Ik kon er niets aan doen, want op dat moment moest ik net op reis.Vandaar dat ik niet meer doen kom dan haar te geven wat ik niet en zij wel kon h=gebruiknen.
Mijn vrienden zagen hoe blij de kinderen waren, en besloten samen zelf de andere weduwen e helpen.Voor hen was het wel degelijk opzet dat ze niet lieten weten dat zij dat samen deden.Maar vanzelfsprekend gingen er wel allerlei, vreemde, verhalen de ronde.De kinderenn zochten verder geen uitleg; maar de weduwen begonnen te denken aan spoken.
De verhalen deden de ronde dat het de geest was van hun vrijers, die ze zo verzorgde.In zekere zin was dat waar: ik had getreurd over mijn vriend terwijl ik over het water uitkeek.Daarbij kwam het idee bij me op dat hij zijn vrijster en kinderen niet (meer) kon verzorgen.Was het zijn geest die me dat idee ingefluisterd had, zonder dat ik dat doorhad?
Je kan daat het jouwe van denken; ik ga er van uit dat in die zin het buurtverhaal waar was.Het was in de geest van de vrijer, het ide van het zorgen voor zijn vrijster, dat ik kwam te helpen.Vanzelfsprekend had dat te maken met de voorstelling die we ons in gedachten van een ander maken.Bij ons was het allemaal nogal eenvoudig: we hadden geen rekenpapier of telefisies; als we wat wilden verbeelden, tekenden we dat in klei.
Nou ja, er was een bepekt moment dat we niet tekenden in klei … maar in deeg.Klei aanmaken was altijd een hoop werk: je moest naar de rivier om klei en water te halen.Klei was ook nogal eenmalig: als de klei was gedroogd, dan bleef je daarmee zitten.Kneden in deeg was iets wat we dus nogal vaak deden: elke dag bakten we allemaal brood.
Vooral als kinderen hadden we vaak stukken deeg om mee te spelen.We konden dan allerlei vormpjes maken, of plaatjes maken.Waren ze mooi, dan werden ze zelfs zo gebakken – en meestal wat later gegeten.Was het niet mooi, ja, dan ging het terug in het beslagm, in het deeg, in het brood, in de oven.
Maar voor ons was dat dus ook een manier om (zeg maar) tekeningen van elkaar te maken.“De Lange” em “De Dikke”; als het kneden niet goed lukte was steeds wel iemand herkenbaar.Nou zou je zeggen “wat primitief”. maar toen .. toen hadden we nog niets anders.Het is pas later dat mensen voldoende konden samenwerken, om kunst te kunnen laten ontstaan.
Voor ons waren het nog poppetjes en vormen, tekeningen in deeg, die we dan konden bakken.Het lag dan ook voor de hand dat we voor de weduwen herinneringen aan onze vrienden gaven.We maakte een koek in de vorm van een pop, met kenmerken van onze vrienden, hun vrijers.Dat bleek overigens ook op een vreemde andere manier te werken, met leuke gevolgen.
Vanzelfsprekend waren we niet allemaal zo goed in het tekenen in deed; en het maken van poppen.We waren er eigenlijk allemaal net zo goed in; maar het ging tenslotte om de bedoeling>Maar het gevolg was dat sommige weduwen hun vrijer in de deegpop meenden te herkennen.Dat sloot natuurlijk aan op het idee dat de beschenken een cadeau van de geest van hun vrijer was; en hiept overigens ook om dat idee te versterken…
Maar voor wat van de andfere weduwen waren die afbeeldingen niet zo goed herkenbaar.Zo was het deeg soms te slap en de tekening uitgelopen voor het bakken, en vervormd.Soms was het plaatje gewoon niet goed gelukt, en per definitie al onherkenbaar.Achetraf, zagen we, had dat een gezond effect … rouwverwerking.
Het was pas later dat we zover waren dat deegpoppen deel waren van ‘het pakket’.“Het pakker”klinkt heel overdreven: we deelden gewoon wat we hadden, en konden krijgen.En het maken van pepernoten kwam veer eerder (en war veel simpeler) dan het maken van poppen.Overigens, het idee van herinneringsbeelden (van die “geesten”’) was ook bij een oaar van de vrouwen vandaan ekomen.
Daar waar het poppen eerst een herinneriung, icoon’, waren van hun vrijers, leidde dat tot andere gedachten.Foor de soms stellige onherkenbaarheid van de poppen, deed het denken aan anderen.Dardoor ded hey denken aan andere vrijers; vrijers van anderen, of andere mogelijke vrijers.De vrouwen onderling konden daar nog wel eens wat tijd an besteden: “wie zou het zijn”.
Ja, dat doen jullie nu ook; mar dan heet het een soap opera op de televisie.Vroeger deden jullie dat meer in het schriven en lezen van novellen romences.Tussen door was er de tijd van de minstreels en troubadoers die het minnestrelen bezongen.Maar zij waren nog niet verder dan het bakken van wat soms mislukte koeken.
Maar voor de grouwen … gad het hoop.Vanuit het idee en de herinnering aan de vrijer, kwamen ze op andere gedachten.Im het wat botseg te stellen: hun idee kon gaan van de vrijer die was, naar de vrijer die nog kon komen.Zoals ik al schreef, een wat onverwachte maar wel behulpzame techniek van rouwverwerking…
Dat is wat het mooie was van het onstaan van deze hele traditie.Het gaat allemal om het geven van hoop; moeiwe hoop.Het weer tot leven komen, in duistere tijden.Het transformeren van leed en verdriet in gezelligheid, samen.
Het Recept