San Pedro

Don Pedro de Sevilla Ibn Ahmed al Akbar.

 

Zoals je aan mijn naam al kun zien – ik het het wat afgekort – ben ik een Moor uit Spanje. Mijn familie komt uit Afrika, met een lange Moorse traditie. Een Moor is geen moslim; onze traditie is veel ouder; en gaat veel verder. We waren al in wat jullie Amerika noemen, voordat Chris ‘Columbus’ daar terecht kwam. We hebben lange tijd in Egypte gewoond, en daar wil ik  het even over hebben.

 

Je weet misschien al dat Egypte aan de Nijl ligt. Om het verhaal gemakkelijker te maken kan je dat hiernaast op de kaart zien.

Je zal zien daat ik daarvoor onze kaart gebruik; die van de Hollanders is misleidend. Die doet net alsof Europa het centrum is van de wereld; en groter dan in feite het geval is… Op onze kaart kan je zien dat Egypte aan de ene kant aan de kust ligt; het is daar prachtig groen en heerlijk toeven. Aan de andere kant ligt Egypte diep in de woestijn. Zuivere lucht. Maar het is er te droog om veel te zien groeien.

 

Maar: kijk in de woestijn niet zolang nadat het regent! Dan zie je de grond openspatten en allerlei planten groeien en bloeien. Als vuurwerk. Kort, heftig, en dan is het weer over. Alsof er nooit iets gebeuird was. De woestijn maakt schoon. De woenstijn geeft een gevoel van schoonheid, mooiheid, rust, en leegte. Het enige wat je tegenkomt is jezelf. En het universum. In de woestijn kan je voelen hoe klein wij zijn; en hoe groot het uniVersum is. Prachtig. Net als een vlucht in een luchtbalon, of het beklimmen van een kerktoren, geeft de woenstijn je weer perspectief.

 

Dat is waar je jezelf tegenkomt. En de beesten. In de woestijn zijn heel veel beesten, ook al zijn ze vaak niet te zien. SOmmige zijn te klein. Andere verbergen zich voor de hitte. In de korte comfortabele momenten tussen de kou van de nacht en de hitte van de dag, verschuilen de dieren zich voor elkaar: dan peobeert iedereen iedereen te eten. Want wat anders valt er te eten? Niets. Geen bomen. Geen vruchten. Dus alle beesten leven van andere beesten. De woestijn is een les in overleven van leven.

 

Vandaar dat de Sint een staf heeft. In de woestijn leven we met de beesten. Die kunnen eten in de oase. En als we op reis gaan reizen de dieren mee; ons lunchpakket. Vandaar dat de mensen van ons gebied vooral vleeseters zijn. In India is dat nog te herkennen. Pas nadar we India introkken, begonnen ze daar vlees te eten. Indiase vleesgerechten, geroosterd, zijn een herkenningspunt van onze traditie. Maar ook de oorzaak van veel ellende.

 

Je kent misschien het verhaal van Cain en Abel. De vleeseter en de vegetariër. Dat was het verhaal van Egypte. in de woestijn de vleeseters, die je aan hun herdersstaf kan herkennen. Geloof niet dat een priester, die mensen beschrijft als zijn Kudde, vegetariër is. Neem aan dat die de staf gebruikt om de kudde te kunnen beherderen, om die later te kunnen slachten. Slachten zit ons in ons bloed. Om te eten, moet iets of iemand sterven. We zijn daaraan zo gewend dat we daar verder geen vragen bij stellen. Als ik wil eten, maak ik iets dood.

 

Dat maakte ons nonchalant over dood en leven. In zekere zin respectloos. En dat kwam in beeld toen we onze kudde te grazen namen op de velden van de boeren van beneden Egypte. Die werden enorm boos, want ze hadden maanden gewerkt om zaden te zaaien om later gewassen te kunnen oogsten. En dan kwamen we langs met onze kudde, en in een paar uur of een dag of wat was al hun werk vernietigd. Met een sprinkhanen plaag gebeurde dat ook, naar dan was er niemand te zien die met een staf in de hand de kudde op het veld dreef.

 

Vandaar dat verhaal van Cain en Abel. De boeren in beneden Egypte woonden in de delta, langs de rivier; Ze hadden altijd water. Daarmee konden ze akkers bevloeien – dat dezen ze al duizende jaren. Ze zaaiden grane, zagen die groeien terwijl ze konden zingen en danzen. Ze leerden schrijven en  lezen. En Niets of niemand ging dood anders dan door ouderdom of ziekte. Ik vat het maar kort samen. Ze hadden niets te maken met doden voor leven. Hun uiterste vorm van geweld was het dorsen van granen nadat de rijst geoogst was. De beneden-Egyptenaren herken je aan hun Vlegel.

 

De problemen ontstonden daar waar de herders de kudde te grazen namen op de weiden van de boeren. Jullie zouden zeggen: ze namen de boeren te grazen. Die werden razend, want we trokken ons niets aan van hun bezwaren. Goped, je hebt gelijk: als we een paar weken hadden kunnen wachten hadden de boeren de zaden kunnen oogsten. En onze kudde de halmen kunnen eten. Maar het heeft lan geduurd voordat we dat kondn bedenken. Tusendoor kregen we het eerst met elkaar aan de stok: zij met onze staf, en wij met hun vlegels.

 

Allemachtig, wat dat betreft waren het enorme vlegels. Zoals zij konden omgaan met die vlegels. Ze hadden dat goed geoefend met het dorsen en dansen, en we kregen er fors van langs. Van onze kant – we waren dat zo gewend – vielen er aan hun kant nogal wat doden. Totdat we doorkregen dat we daar allemaal aan kapot gingen. Toen pas begonnen we te denken, en zijn we tot de slotsom gekomen dat we goed samen konden leven. Jullie nemen dat nu het Gemengde Boeren Bedrijf.

 

Om elkaar daar aan te herinneren, wisselden we onze symbolen uit. Vandaar dat ik de Vlegel kreeg, en Nico onze staf. Daarom denken jullie nog vaak dat hij een bisschop was, of een priester, maar in eite is het de staf van de herder. Mijn staf; want ik kreeg van hem de vlegel. En die kennen jullie nu als de roede. Dat is ook een instrument om het kaf van het koren te scheiden. Niet alleen symbolish… Maar hou me ten goede: ik ben nog steeds onder de indruk van de manier waarop die vlegels ons te grazen namen met hun vlegels toen we onze kuddes te grazen namen op hun weiden… En ik hebt de danskunst van het dorsen ook van Nico geleerd. Op momenten zo ergens tussen 6 en 1 december hoeden we ons daar nog wel eens mee bezig.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


drie − = 2