De reden dat ik zo bekend ben is omdat is zo belangrijk ben voor de handel.
Ik ben de beschermheilige (dat is een volle dagtaak, naast mijn verjaardag) van de zeeman.
Ook van de zeevrouwen trouwens; niet de meer-min (+/-?) van de verhalen, maar de vrouwen van de zeeman.
Dat is best wel grappig, want ik weet dus dat de zeeman inderdaad wel meer mint dan ze thuis goedgelovig geloven.
Maar ja, voor mij is dat naturlijk gemakkelijk om te weten: ik ben zelf van oorsprong ook zeeman.En als deze mannen elkaar pochend hun verhalen vertellen zien ze mij gewoon als één van de hunne. (Nou ja, soms lijken ze wel hunnen…)
Beroepsmatig, om het zo maar te zeggen, weet ik veel van hun vrouwen. Meer dan hun vrouwen. Meer dan zijzelf vaak; want ik ben meestal wel nuchter wanneer ze hun verhallen vertellen. Zij zelf vaak pas weer de volgende (of navolgende) morgen.
Eén en ander heeft er toe geleid dat ik het met de vrouwen te doen kreeg. En het daardoor ook vaak met hun vrouwen te doen had.
Na zo’n verhalen avond bracht ik ze soms hun man wel weer thuis. Mits ik wist dat hij – ook wanneer bezopen – haar met liefde begroette. Anderen heb ik wel eens rustig een goed eind de verkeerde kant op geleid, om zeker te zijn dat zijn vrouw of vriendin niet met zijn bezopen gedrag van doen kreeg.
Nou ja, als vertrouwenszeeman heb ik natuurlijk ook de tel kunnen bijhouden, wanneer zij de tel kwijt waren, over hoeveel vrouwen en meisen die mannen wel hadden. Vrouwen, zeemansvrouwen, meisjes, meisjes van plezier. Uiteindelijk werd ik van ze allemaal beschermheer. Dat kwam er zeg maar automatisch bij met mijn klus aan het verzorgen van het wel en wee van de zeeman. En ja, je hebt het misschien al geraden: daar kwam dan ook bij dat ik de beschermschijnheilige werd van hun weduwen en wezen. Want soms was een storm me te vlug af, of wat het in de vaart der dingen dat de aard der dingen zich anders toonden. Dan was er weer een zeeman dood, en had ik van doen – en kreeg daardoor te doen – met hun weduwen en wezen.